Heeft u werknemers in dienst of in dienst gehad die hun levenslooptegoed nog niet hebben opgenomen? Zij moeten aan het eind van het jaar hierover hebben afgerekend met de Belastingdienst. De afwikkeling vindt als volgt plaats.
Heeft de werknemer het levenslooptegoed op 1 november 2021 nog steeds niet opgenomen, dan moet de bank (of een andere instelling die het levenslooptegoed beheert) loonheffing inhouden en afdragen in plaats van u als (ex-)werkgever. De bank is geen premies werknemersverzekeringen en geen inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet verschuldigd over het levenslooptegoed.
Neemt de werknemer het tegoed wel vóór 1 november 2021 op, dan blijft u inhoudingsplichtig voor de loonheffing. Ook bent u dan premies werknemersverzekeringen en de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet verschuldigd. Het kan dus voordelig zijn als de werknemer zijn tegoed niet voor 1 november 2021 opneemt.
Verwerking in aangiften
De bank past geen heffingskortingen – dus ook geen levensloopverlofkorting – toe bij de inhouding van de loonheffing. De werknemer kan de heffingskortingen in de aangifte inkomstenbelasting 2021 toepassen. Het tegoed wordt als loon uit tegenwoordige dienstbetrekking belast volgens de witte tabel voor bijzondere beloningen. Was de werknemer op 1 januari 2021 61 jaar of ouder, dan wordt de levensloopuitkering aangemerkt als loon uit vroegere dienstbetrekking en belast volgens de groene tabel bijzondere beloningen.
Let op!
De uitbetaling van het levenslooptegoed kan voor uw werknemer gevolgen hebben voor inkomensafhankelijke regelingen, zoals toeslagen.