Je bekijkt nu Re-integratie tweede spoor en einde dienstverband

Re-integratie tweede spoor en einde dienstverband

Op een werkgever en een arbeidsongeschikte werknemer rust de wettelijke plicht om de re-integratie van de werknemer in het arbeidsproces te bevorderen. Wanneer de werknemer blijvend arbeidsongeschikt is voor zijn eigen werk, ligt het op de weg van de werkgever om passende arbeid aan te bieden. Wanneer hij daarin niet kan voorzien, is het aan hem om passende arbeid bij andere werkgevers te zoeken. Indien bij een andere werkgever passende arbeid is gevonden, blijft desondanks de arbeidsovereenkomst tussen de oorspronkelijke werkgever en de werknemer in stand.

Onlangs was dat de vraag in een procedure of een arbeidsongeschikte werknemer door elders in dienst te treden in het kader van re-integratie tweede spoor, haar arbeidsovereenkomst heeft opgezegd. De werknemer werd in dit verband begeleid door een jobcoach bij zijn sollicitatieactiviteiten. Die begeleiding heeft geleid tot een dienstbetrekking elders voor de duur van zes maanden, met een proeftijd van één maand. De ‘oude’ werkgever heeft vervolgens de dienstbetrekking met de werknemer beëindigd vanaf de maand dat de werknemer startte bij de nieuwe werkgever.

De kantonrechter was echter van oordeel dat het enkel aanvaarden van een functie elders in het kader van het tweede spoor, niet zonder meer als een beëindigingshandeling van de werknemer kan worden gezien. Dat geldt ook als het gaat om een ‘harde’ arbeidsovereenkomst bij die andere werkgever voor een vaste periode. De rechter merkte verder op dat opzegging door een werknemer niet snel moet worden aangenomen. Het moet gaan om een duidelijke en ondubbelzinnige op de beëindiging van de arbeidsovereenkomst gerichte wilsverklaring. In dit geval heeft de werkgever nagelaten om vast te stellen of de werknemer daadwerkelijk de arbeidsovereenkomst heeft willen opzeggen. Ondanks het feit dat de werknemer uiteindelijk heeft ingestemd met de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, heeft de kantonrechter de werkgever veroordeeld om de transitievergoeding aan de werknemer te betalen.
De rechter veroordeelde de werkgever ook tot betaling van de gefixeerde schadevergoeding wegens onregelmatige opzegging. De werkgever heeft voor het einde van de wachttijd van twee jaar arbeidsongeschiktheid, de arbeidsovereenkomst als beëindigd beschouwd en daarbij geen opzegtermijn in acht genomen. Dat bij een juiste opzegging geen loon over die opzeggingstermijn verschuldigd zou zijn geweest doet aan de verplichting tot betaling en de berekening van de gefixeerde schadevergoeding niet af.

Geef een antwoord